Het concept van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk (HIPP) speelt een prominente rol in het hedendaagse muziekleven. Hoewel de oorspronkelijke focus zich beperkte tot de Oude Muziek, wordt deze benadering tegenwoordig steeds vaker toegepast op muziek uit de negentiende en vroege twintigste eeuw. Het centrale idee is het streven naar een historisch bewuste muziekuitvoering, een nog weinig gangbare praktijk in het saxofoonveld. Om dit onontgonnen terrein te exploreren richt dit doctoraatsonderzoek zich op de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk van het repertoire van 's wereld eerste saxofoonschool, de Brusselse saxofoonklas (1867-1904).
Dit onderzoek bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deel biedt een cultuurhistorische context van de Brusselse saxofoonklas aan de hand van historische bronnen als historische muziektijdschriften en archiefmaterialen gerelateerd aan het negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse Brusselse conservatorium en muziekleven. In het tweede deel ontwikkel ik een kritische en theoretische synthese van de huidige definities en toepassingen van HIPP. Die synthese dient als basis om de achterliggende redenering van de HIPP-praktijk van de speeltechnieken binnen de bredere internationale cultuurhistorische context van de Brusselse saxofoonklas aan de hand van historische muzikale bronnen (zoals muziektijdschriften, instrumentenmethoden, historische opnamen en instrumenten) te onderzoeken. In het derde deel zal ik de Brusselse solo- en kamermuziekwerken voor saxofoon uitvoeren van drie geselecteerde casestudy’s: de eerste Brusselse saxofoonleraren Nazaire Beeckman en Gustave Charles Poncelet, en componist Paul Gilson. Met die laatste stap breng ik de artistieke praxis en de theorie met elkaar in verband om zo verder te gaan dan de traditionele musicologie of saxofoonstudies.